Weekend. Een tweedaags tochtje. Ik zal wel zien hoever ik kom vandaag, het maakt niet zoveel uit. Ik kan stoppen waar en wanneer ik wil.

Ik denk niet.

Ik loop.

En loop. En loop.

Regendruppels vallen. Ik merk ze slechts op door de donkere stipjes die zich vormen in het stof rondom mijn voeten. Met mijn blik naar beneden gericht, mijn concentratie bij niet meer dan de stap die ik aan het zetten ben, tegelijkertijd mijn gedachten op een andere planeet.

Nu weet ik weer hoe vrijheid voelt. Met alles bij me (in mijn rugzak ofwel in mijn wagen) om op ieder moment te kunnen beslissen: links of rechts, stoppen, of gewoon doorgaan. De vrijheid om mijn eigen ritme en richting te bepalen. Een vrijheid die blijkbaar kan leiden tot verrassingen.

Mijn slaapzak berg ik op in de kastjes van mijn huisje. Ongebruikt. Het eten dat ik de hele dag heb meegedragen, kan bewaard worden voor de volgende keer. Mijn bivakzak heeft de buitenlucht niet gevoeld. Na een kleine 35 kilometer, bijna 3000 positieve hoogtemeters en 13 uur, zou de volgende stap aan mijn bed voorbij zijn gegaan. Ik val voldaan in slaap tussen de vier wanden van mijn wielenhuis.

Mijn eigen ritme leren kennen en de verleiding weerstaan mijzelf voorbij te rennen; het voelt zo vaak te langzaam, alsof ik de wereld niet bijbenen kan. Maar als ik de discipline opbrengen kan, stelt het me in staat gestaag te blijven voortbewegen. Soms noodgedwongen een stop, waardoor ik leer dat het ritme moet worden aangepast. En aangepast moet blijven worden, tot ik het mijne heb gevonden.

Stap voor stap voor stap. Links, rechts, stop, of in één keer tot het einde door.

[space_40]