Maar waar zijn de boeken? Ik sluit de glazen deur achter mij nadat ik een vies zaaltje met een laag plafond ben binnengestapt. Aan een paar grote tafels zitten mensen te werken, te studeren, de krant te lezen. De dames achter de balie zijn te druk met hun stapels papierwerk om mijn binnenkomst op te merken. Ik sluip de trap op naar boven, maar ook daar vind ik niet wat ik zoek. Heeft ‘bibliotheek’ in het Spaans toch een andere betekenis? “TRABAJE EN SILENCIO” en “HAGA SALENCIO” vertellen grote rode letters mij vanaf de muur. Dat doe ik dan maar, studerend op mijn Spaanse woorden. Ondanks de donkere ruimte, hier en daar verlicht door een tl-buis, voelt het thuis.

Dat vind ik fijn aan het besluit om ergens te blijven: naar plaatsen gaan waar ik in Amsterdam ook naar toe zou kunnen gaan. Plaatsen waar de Ecuadoriaan zijn dagelijks leven leidt. Zo ook gisteren toen ik op de fiets naar de (gratis!) boulderhal reed. Niet anders dan thuis, maar fijn om hier te doen. Al reizende zou ik ze missen.

En hier buiten het gelikte centrum, op weg naar de boulderhal, klinken de piepende geluiden van verroeste schommels. Daar dwarrelt de afgebladderde verf van de kerken als vlinders door de lucht. Kinderen spetteren elkaar nat met het water van de fontein op het kerkplein. Anderen springen erin. Helemaal, met kleren en al, zoals ik dat ook op iedere willekeurige zonnige middag bij de rivier onderaan het centrum zie gebeuren. Jonge jongens in schooluniformen die proberen hun meisjes het water in te trekken.
Het aanschouwen van deze taferelen geeft mij op zijn minst het gevoel dat ik iets van het echte leven zie.

Ondanks dat het niet mijn eerste keuze was in een stad (en zeker niet in zo’n moderne) te blijven, heeft mijn verblijf in Cuenca al snel veel deuren geopend. Werkend in een hostel met een Chileen, een Argentijn en twee Colombianen, en vooral latino’s te gast, gaat mijn Spaans snel vooruit. ’s Ochtends de deur uit, wandelend naar mijn Spaanse les, ’s middag langs de markt voor boodschappen om te koken. Waardevolle vrienden gemaakt, op de klimmuur en bij taaluitwisselingsbijeenkomsten, zowel gringo’s als Cuencanen. Hoewel grotendeels in de wereld van de toerist – werkend in een hostel, vrienden van Couchsurfing, Spaanse les – heb ik al snel het idee dat ik hier iets opbouw, of althans, dat ik deze plek heel anders ervaar dan als passant.

Echter komt zo ook snel het gevoel dat het tijd is om weer in beweging te komen. Na ruim een maand in Cuenca te zijn, merk ik dat het blijven op een plek ook tot stilstand brengt. Meer tijd betekent niet per se meer zien. Sterker nog, misschien heb ik in de afgelopen tijd minder gezien van Cuenca dan wanneer ik hier een week was gebleven. Ik kan niet ontkennen dat ik mij enigszins schaam wanneer Cuencanen mij vragen wat ik zoal gezien heb in de omgeving. Maar de dagen vullen zich zo gemakkelijk met dagelijkse bezigheden.

Ik ga maar eens op zoek naar de bibliotheek van de universiteit, kijken of ik daar wat meer kan vinden over filosofìa indigina.

Het leven van alledag.