Over de contradictie tussen de omgang met milieu en de aanwezige liefde voor pachamama in de cultuur en tradities van de oorspronkelijke bevolking van Latijns-Amerika 

I Love Cannabis – hoe dit jochie daaraan komt? Ik vraag of ik een foto van hem mag maken, iets wat ik zelden doe en mijzelf iedere reis weer voorneem om meer te gaan doen. Met een tandenloze glimlach schudt hij zijn hoofd. Zo jammer, zo mooi: zijn traditionele kniebroek, schoenen, poncho en hoed, allen in traditioneel zwart, en een kleurige hippietas met in blokletters ‘I Love Cannabis’. Onvoorstelbaar.

Saraguro (Ecuador) telt 4000 inwoners, en alle 4000 -oud, jong, man, vrouw- hebben prachtige, lange, donkere haren. Vaak deels verstopt onder een hoed, op de rug een lange vlecht. De jongere jongens dragen het in een lage staart. Sommige zien er een beetje uit als een latino bendelid uit Amerikaanse films, maar dan vriendelijk. Heel vriendelijk. Dat zijn ze allemaal hier. Een rondje over de markt is goed voor minimaal drie spontane gesprekken met uiterst vriendelijke mensen. En dat is vast niet iedereen met mij eens, maar wat zijn ze knap, met hun indianenharen.

Toerisme
Een bezoek aan een oficina de turismo is een enerverende activiteit. Op het centrale plein zie ik een klein bordje dat ‘exhibición turística’ zegt. Er is een enkele deur open en ik glip een donkere ruimte binnen. Rechts hangen wat foto’s met korte beschrijvingen en links staat een bureau met een lege stoel erachter. Gelukkig is er bewegwijzering die aangeeft dat het kantoor links van de ingang is en de expositie rechts, want dat had ik nog niet in een oogopslag gezien. Ik kijk naar de foto’s. Ik wacht. Niemand die zich daarom bekommert. En om nou zelf achter het bureau te duiken voor wat boekjes is ook zo wat.

Poging 2. Ik zag gisteren ergens een logo van iTur. Ik ga zelden naar toeristenbureaus maar tot zover heeft niemand me echt kunnen vertellen wat hier te doen is. Eigenlijk verbaast het mij hier een toeristenbureau te zien: de afgelopen vierentwintig uur heb ik letterlijk geen toerist gezien.
In een van de drie straten van het dorp vind ik de iTur terug. De uiterst vriendelijke señorita Sandra loopt net de trap op en zegt mij te volgen. Ze dropt me bij een man achter een bureau, uiteraard gehuld in traditionele kleding. Ik vraag hem om een kaartje van Saraguro, of misschien een kaart met wandelpaden. Een kaart? Dat zou een goed idee zijn, maar hij weet het niet. Sandra? Sandra weet het ook niet. Ze neemt me mee naar een ander kantoor, een verdieping hoger. Er staat een vitrine met boekjes. Sandra weet niet hoe die open moet, en gezien de laag stof zijn er maar weinig mensen die wel weten hoe dat moet. Uiteindelijk slaagt ze erin er een boekje uit tevoorschijn te toveren waar Saraguro voorop staat. Opengeslagen zie ik dat het een aantal zinnen bevat over de Galapagos, de Ecuadoriaanse kust, de Andes en de Amazone. Sandra zelf is ook niet tevreden met haar vondst en we vervolgen onze weg naar boven, naar een derde kantoor. Een mevrouw achter een bureau hoort Sandra’s verhaal aan en kijkt bedenkelijk. Nee, zij weet het ook niet, maar misschien dat we beneden iets kunnen vinden? Sandra en ik kijken elkaar wat onbeholpen aan. Ze zegt iets over een nabijgelegen gemeenschap, Lagunas, en ze legt mij uit hoe er te komen. Ik bedank haar vriendelijk en ga op weg naar Lagunas, een rustige boerengemeenschap waar ik rondwandel en me totaal op mijn gemak voel.

Natuurlijk biologisch
De dieren die hier rondlopen zien er goed uit, hebben ruimte en eindeloze graslanden om te begrazen. De tuinen en akkers zijn gevarieerd en gevuld met bloemen. Misschien te danken aan een community project of toerisme, want met vertalingen in Engels, maar op elke straathoek van het modderpad staat een bordje dat vertelt dat het een schone zone betreft. Schoon is een relatief begrip, maar laten we zeggen dat het relatief schoon is.

Ik vraag mij af of het dus blijkbaar wel kan dat mensen van ‘nature’ of vanuit cultuur en traditie verantwoord om willen gaan met hun eigen leefomgeving en het milieu, en dat ze bovendien ook nog weten wat daar de manier toe is. Ergens bevestigt Lagunas met al haar indigenous (oorspronkelijke bewoners) mijn vermoeden: dat de zorg voor natuur in deze regionen van het continent – voornamelijk in de Andes en de Amazone – voortkomt van de oorspronkelijke bevolking met haar liefde voor Pachamama. Waar wij ideeën als permacultuur opnieuw moeten ‘uitvinden’ en dat veelal voortkomt uit de bovenlaag van de bevolking, lijkt het hier nooit te zijn weggeweest bij de mensen die dicht bij hun oorsprong zijn gebleven.

En die mensen zijn er naar mijn idee echt. Een mooi voorbeeld ervan vind ik in Cajabamba (Peru). Ik ontmoet er Gerardo, een jongen uit de stad Trujillo, die zich nu, na drie jaar in Noorwegen gewoond te hebben, terugtrekt op het gigantische stuk grond met het inimini huisje wat van zijn opa was. Zoals hij zegt: hij checkt even uit van de stad.
Hij vertelt mij dat hij laatst hier op de markt in Cajabamba aan een señorita vroeg of haar sla biologisch was. Hij zag er zo groot en groen, fris en sappig uit. Nee, zei ze, ze wist niet wat biologisch was. Of ze iets gebruikten bij het groeien, vroeg hij haar, hoe deden ze dat? Nou gewoon, zei ze, in de grond stoppen en het groeit. Soms gebruiken we wat schapenmest. Dan is het dus biologisch, vertelde Gerardo haar. Nee, dat is gewoon hoe we het doen.

Pachamama vs. kapitalisme
Het is echter te betwijfelen of dit een voorbeeld is voor het feit dat deze mensen verantwoord om willen gaan met hun leefomgeving, of dat het slechts een kwestie is van tijd. Vroeg of laat verliezen ook zij hun oorsprong, doordat ze anderen zien die meer geld hebben, of een tv, of een auto. Gerardo vertelt mij, dat de mensen die op deze manier hun sla kweken de mensen zijn die verder weg, nog behoorlijk afgezonderd van de maatschappij in de bergen wonen en minder in aanraking komen met de overvloed van de huidige maatschappij. De mensen dichterbij gebruiken chemicaliën om zeker te zijn van een goede oogst, om zeker te zijn van betere inkomsten, omdat ze zien dat de buurman meer geld verdient. Een ander probleem is dat de grote stukken land van kleine boeren opgekocht worden door enorme bedrijven om te kunnen voldoen aan de wereldwijde vraag naar hun producten. De boeren veranderen in geëxploiteerde werknemers omdat de bananen die wij in Europa kopen nog goedkoper moeten zijn. De grote bedrijven hebben maar een zorg: geld.

Ik probeer de contradictie die ik zie in de Latijns-Amerikaanse cultuur te begrijpen: enerzijds een cultuur waarin veel mensen een enorme liefde voor pachamama hebben (gehad), anderzijds een cultuur waarin de meerderheid vreselijk omgaat met het milieu. Misschien zijn de Latino’s niet zo dicht bij hun oorsprong gebleven. Mijn Duitse hostelgenoot Marie die in Cuenca aan de universiteit werkt, legt mij uit wat daar de reden voor zou kunnen zijn. De gehele samenleving is gebouwd op een tegenstelling: ze heeft haar oorsprong, maar verliest die doordat zij sinds de lengte der dagen gemeten wordt aan de criteria van het westerse kapitalisme. Zowel op collectief als individueel niveau wordt westerse rijkdom nagestreefd, ook hier sluipt de moderniteit naar binnen. Mensen vertellen dat ze misschien blij moeten zijn zonder televisie of auto, oftewel met hun armoede… daar hoef ik verder geen woorden aan te wijden. Uiteindelijk is het iets wat je zelf moet of kan ervaren, dat het leven beter kan zijn zonder deze overvloed van materie. We moeten het eerst hebben om te weten dat het misschien geen geluk brengt. En of het geluk brengt hangt wellicht ook geheel af van je afkomst. Ik denk terug aan Sudeep, een jongen uit India die mij hostte in New York. Ik kan mij voorstellen dat je intens gelukkig bent met de allergrootste televisie, als je vanuit de extreemste armoede komt.

Marie verklaart aan de hand van de tegenstelling in de huidige samenleving ook waarom zij weinig vertrouwen heeft in Buen Vivir (ik hoop dat ik het zo enigszins goed uitleg: een concept betreffende de ontwikkeling van de gemeenschap in brede zin, waarin het leven in harmonie met mens en natuur centraal staat. Het concept heeft zijn wortels in de cultuur van de oorspronkelijke bevolking en als doel op dit moment het terugbrengen van de indigenous ideologie in de huidige maatschappij), waarnaar zij net als Joerie onderzoek doet. Een concept als Buen Vivir kan zeker zinvol zijn maar niet zolang zij zoals nu in een samenleving met kapitalistische targets wordt ingevoerd. Bovendien gaan mensen niet een drang naar een groener leven voelen als ze nog middenin de huidige samenleving staan. En velen staan inmiddels meer daarin dan dat ze hun tradities in ere houden.

Marie haar verklaring gaat echter niet geheel voor mij op. De vraag die blijft hangen is waarom Bolivia en Peru met een veel grotere indigenous bevolking dan Ecuador, waar minder mensen hun oorsprong verloren lijken te zijn, toch zoveel viezer zijn. Ongetwijfeld heeft dat te maken met financiële mogelijkheden, maar volgens Julio, die ik ook in Cuenca ontmoet, is het een misvatting dat de indigenous die leven in de campos armer zijn dan de stadsmens. Dit geeft geen antwoord op de vraag, want het staat buiten kijf dat de Boliviaanse bevolking en het land veel armer zijn dan de Ecuadoraanse, maar zijn verklaring zou wel voor Ecuador zelf op kunnen gaan. De campesinos hier zouden wel degelijk de financiële mogelijkheid EN de traditie hebben om verantwoord met het milieu om te gaan, in tegenstelling tot de armere Boliviaanse of Peruaanse campesino.

Educatie
Een andere verklaring die gegeven zou kunnen worden voor de gesuggereerde contradictie, is er een die ik eens hoorde voor de Indiase viesheid. Het zou een kwestie zijn van het brengen van een ‘westerse’ moderne uitvinding, zoals bijvoorbeeld plastic, naar een plaats waar men nog geen idee heeft hoe daar mee om te gaan. Vanuit de gewenning van het werken en leven met natuurlijke materialen die na gebruik hun weg terug naar de natuur vinden, belandt ook het nieuwe plastic in de directe leefomgeving.

Dat het een gebrek aan kennis en educatie betreft blijkt ook uit een verrassend, spontaan gesprek dat ik heb in de combi naar Cajabamba (Peru). In een klein dorp op de route krijg ik gezelschap van een docent Spaans van de plaatselijke dorpsschool. Hij spreekt geen Engels, vertelt hij me, maar hij kan het wel een beetje lezen, want hij zoekt vaak informatie over permacultuur, of ik weet wat dat is. Ik kijk hem met halfopen mond aan en vraag of dat iets is wat meer mensen hier in de dorpen toepassen, want dit gespreksonderwerp zag ik niet aankomen. Nee, dat is niet het geval, ze vinden hem en zijn familie eigenlijk een beetje raar. Hij vond het begrip een jaar of vier geleden op internet en sindsdien past hij permacultuur toe op alles wat met dier en plant te maken heeft en heeft hij zijn huis uitgebreid met zonnepanelen, een composttoilet en een steenoven. Het regenzwembad staat op de agenda. Maar, zegt hij, voorheen had hij er ook geen idee van dat bijvoorbeeld de chemicaliën die hij gebruikte misschien schadelijk zouden zijn. Dat geldt minstens zo voor de meeste andere mensen. Er is sprake van een gebrek aan kennis en informatie over hoe om te gaan met bepaalde nieuwigheden.

Niet alleen een gebrek aan kennis over de praktische omgang met het milieu is een probleem, zegt mijn host Orlando in Huaraz (Peru). Het is vooral een gebrek aan algemene educatie. De mensen lezen niet, de mensen leren niet. Een onverschilligheid ten opzichte van hun eigen cultuur, en een onwetendheid ten opzichte van wat belangrijk, mooi of waardevol is. Lourdes, de moeder van Orlando, vult hem aan: de mensen weten niet meer wie ze zijn. Wellicht wel de mensen die nog Quecha spreken, maar die zijn er niet veel meer. De maatschappij is in de war: voorbeelden vanuit de Verenigde Staten, Europa, willen zijn zoals zij. En iets wat ik steeds weer hoor: de oorspronkelijke bevolking schaamt zich voor haar afkomst en wil geen traditionele kleding meer dragen of quecha spreken. En er bestaat enorm veel racisme ten opzichte van de oorspronkelijke bevolking.

Wellicht is dat het probleem: ze willen het liefst vergeten wie zij zijn.

Ik word opgeschrikt uit mijn overpeinzingen door een jongetje dat komt aangelopen. Hij draagt een tas: I Love Canabis. Ook hier sluipt de moderniteit naar binnen, maar er wordt wellicht niet zoveel waarde gehecht aan de betekenis ervan.