Soms dut je een beetje in. Zeker na zes weken in Cuenca, waar het leven -mits je niet te maken krijgt met bijvoorbeeld overheidsorganen zoals de politie- minstens zo comfortabel is als thuis. Niet gek dat dan de gedachte opkomt dat Ecuador een beetje saai is misschien en wat meer avontuur kan gebruiken. Het lijkt hier toch allemaal een stuk ontwikkelder en gestroomlijnder dan in Bolivia en Peru. Schoner ook, en vriendelijker.

Gelukkig komt er meestal snel weer iets wat je wakkerschudt.

Met een kater, zonder eten, zonder een idee van bustijden en zonder plan wacht ik op de bus naar Zumba. Veel te laat bovendien; om de andere kant van de grens te halen vandaag had ik hier geloof ik vanochtend om acht uur al moeten zijn in plaats van rond het middaguur. Maar ja, voor de laatste nacht in Vilcabamba koos ik een ietwat vreemde couchsurfhost. Categorie hippie maar dan iets te ver doorgeslagen. Wel met een prachtig hutje, verstopt tussen de jungleplanten, tien minuten lopen vanaf het kleine zijweggetje. De keuken en het toilet buiten, zachte rieten matten op de grond, een knuffelbare kat. In de loop van de avond weet ik echter niet meer zeker of hij (de host, niet de kat) nog steeds gewoon vreemd is of dat hij onder invloed is. Ik vraag er niet naar, hij is mij niet tot last. We hebben een fijne avond, dansend tot diep in de nacht. En nu hij mij met zijn panterjas, bloemen in zijn haar en blootsvoets (hij, niet ik), afzet bij de bushalte is het dus al voorbij twaalven. Bij de halte ontmoet ik Thea. Ze is Duits. Ze gaat ook naar Peru. Best fijn, want deze grensovergang wordt niet veel gebruikt, ik weet niet wat te verwachten.

Snel genoeg wordt duidelijk waarom niet veel mensen deze route nemen: hobbelend en schuddend verplaatsen we ons stijl omhoog over deze onverharde weg. Een onverharde weg die steeds zachter wordt. Plotseling staan de passagiers voorin op om zich naar achteren te verplaatsen. In het gangpad staan ze lachend te springen. Wat ze hier ook mee wilden bereiken, het mocht niet baten. Ik zie de bus opzij verplaatsen, maar niet meer vooruit. De rotswand aan de rechterkant komt dichterbij de achterraampjes. Er zit niets anders op: iedereen eruit. De sterke, verantwoordelijke mannen gaan het regelen en verzamelen zich achter de bus. Tevergeefs natuurlijk, ze krijgen de bus niet uit de modder geduwd. Een graafmachine moet eraan te pas komen om de bus een paar honderd meter omhoog te trekken. Een mooi gezicht, met de passagiers er glibberend door de modder achteraan.

De brug met het meest logische ‘passeerschema’ zijn we reeds voorbij. 8:00-8:15, 13:00-13:15, 4:00-4:15, 16:15-16:30, 18:00-06:00. Waarom iedereen ineens de bus insprong toen er een auto vanaf de andere kant de brug overreed, bleef volstrekt onduidelijk. We gaan.

Aangekomen in Zumba, de laatste Ecuadoriaanse plaats voor de grens anderhalf uur rijden verder, veranderen we onze plannen en blijven er niet voor de nacht. Een aantal mensen wil graag hun collectivo (gedeelde taxi of minibus) met ons delen. Met onze knorrende magen stellen we onze maaltijd nog even uit en rijden we anderhalf uur verder hobbelend door een pikdondere jungle. Onvoorstelbaar dat er aan het eind van deze weg mensen zijn, dat er leven is. Het leven dat er is blijkt onvoorstelbaar.

 

Sterrenhotel

8:00 uur. We gaan terug naar Ecuador. We steken de grensbrug nog een keer over. Het migratiekantoor is leeg; de officier zit rustig te ontbijten in het restaurant twintig meter verderop. Aanstalten maakt hij niet, dus we drinken koffie. Daarna is hij zover voor een stempel. Die wilde hij ons gisteren niet geven. De bedoeling was dat we na de grens nog een uur zouden doorreizen, maar aan de Peruviaanse zijde van de rivier was het donker. Stroomuitval, reeds twee dagen. Een exitstempel konden we wel krijgen van meneer de officier in Ecuador, maar de Peruanen hadden bedacht dat ze in het donker geen stempels konden uitdelen, want het “systeem” werkte niet. Dat het systeem overdag ook niet werkt zonder stroom, bleek echter geen enkel probleem te zijn.

Noodgedwongen verblijven we dus de nacht in een hotel op de grens. De eigenaresse blijkt de vriendelijkheid zelve (Siiiiii?!) en het hotel uiterst goed verzorgd. Populair ook, veel bezocht. De rioollucht die uit de droogstaande wastafel naarboven komt is ondragelijk, de haren op de toiletpot zeker niet van ons, en ons gezelschap in de vorm van een enorme spin in zijn antieke web maakt ons duidelijk dat de douche in geen honderd jaar gebruikt is. We besluiten dat maar zo te laten. De verf op de muren heeft al plaatsgemaakt voor een decoratieve laag schimmel, en verrassend, maar gelukkig: het ontbijt is niet inclusief.

Het systeem in Ecuador blijkt te bestaan uit een Excel-bestand waarin de officier onze namen noteert. En onze geboortedata: ik krijg alvast de felicitaties voor morgen. Voor een laatste keer steken we de brug over, nemen we afscheid van Ecuador en ontvangen we netjes 180 (!) Peruaanse dagen in ons paspoort. In een uur zal de collectivo ons naar San Ignacio brengen, een dorp vanwaar we een combi kunnen nemen naar Jaen. Wat ik daar ga doen? Wie zal het weten.

Maar we zijn er nog niet

Geen zorgen: problemen met mijn telefoon na het kopen van een Peruaanse sim-kaart zorgen ervoor dat we net vijf minuten te laat vertrekken. Of gelukkig niet eerder, het is maar hoe je het bekijkt. Na een kwartier rijden is het opeens onduidelijk waar de weg naartoe leidt. Die is namelijk compleet bedolven onder rotsen en zand. Rollende rotsen en zand. Het ziet eruit alsof het net gebeurd is, want er staat maar een andere auto te wachten. Al snel komt er een grote graafmachine aan. Hij werkt snel, maar duidelijk is dat dit uren gaat duren. Zes, acht, tien vrachtwagens volgeladen, maar niets veranderd. Voor iedere schep rotsen, komt er weer een nieuwe bij.

Zodra er een smal gangetje vrij is, springt iedereen in de auto. Dale, dale! Ze zijn er opgewonden van: wie durft als eerst? Ze lijken zich niet zo te storen aan de enorme rots die nu nog door weinig tegengehouden wordt om op de passanten neer te donderen. Behalve de chauffeur van onze collectivo. Hij wordt uitgelachen door zijn collega’s maar dat weerhoudt hem er niet van om te wachten tot het allerlaatste moment. Des te grappiger dat hij daarna als een idioot rijdt om zijn collega’s luidt toeterend weer in te halen.

De laatste paar uur in een combi op naar Jaen. Mijn host in Jaen heeft mij gisteren laten weten dat ik toch pas morgen kan komen. Snel nadat we arriveren weet ik dan ook dat er niet iets gaat zijn waarvoor ik er ga blijven. Wat vies, wat druk, wat een rare plek. Zo anders dan gedacht. In een opwelling neem ik een besluit: hier ga ik niet alleen blijven om jarig te zijn. Ik reis met Thea mee naar Chachapoyas, waar ik vorig jaar ook was. Voor wat? Geen idee, maar het was er fijn. De wind waait door mijn haren, de musica latina klinkt luid. We zijn onderweg, en wat kan dat fijn zijn.

Moe, hongerig en vies komen we aan in Chachapoyas, maar we zijn weer klaarwakker.